FIV (Feline Immunodeficiëntie Virus)

FIV wordt veroorzaakt door een virus dat verwant is aan het HIV virus bij de mens dat aids veroorzaakt. Daarom wordt FIV ook wel kattenaids genoemd. FIV kan alleen de kat besmetten en niet de mens.
Het virus wordt overgebracht via bloedcontact. Vooral via vecht- en bijtwonden worden katten geïnfecteerd. De ziekte komt het meest voor bij normale huiskatten die naar buiten gaan, meer bij katers en minder bij poezen, omdat zij veel vaker vechten. Minder intensieve contacten zoals likken en snuffelen houden weinig gevaar in.
Ook bij dekkingen wordt er vaak gebeten (nekbeet) waardoor een poes geïnfecteerd kan raken door de kater. Een drachtige poes kan het ook via de placenta en later via de moedermelk overbrengen op haar kittens.
FIV wordt dus voornamelijk overgedragen door een directe bijtwond met vechten en paren, maar in veel mindere mate door langdurig sociaal contact.
De diagnose wordt met zekerheid gesteld door een bloedonderzoek.
Genezing is helaas onmogelijk en er bestaat ook geen vaccin tegen.

 

FeLV (Feline Leukemie Virus)

FeLV komt over de gehele wereld voor en is de meest voorkomende oorzaak van verschillende soorten tumoren bij katten. Daarnaast kan het virus het afweersysteem van de kat aantasten, waardoor normaal gezien vrij onschuldige infecties opeens fataal kunnen verlopen.
FeLV is een virus dat heel sterk aan de kat gebonden is en overleeft in de buitenwereld niet lang. Infectie gebeurt door direct contact tussen katten. Deze overdracht kan gebeuren via speeksel, urine, bloed, ontlasting, slijm of via de baarmoeder van een poes naar haar kittens. Katten die buitenshuis leven hebben wel een grotere kans om besmet te raken.
Jonge katten (< 4 maanden), katten met een slechte afweer (oud, chronische ziektes) en katten die voortdurend contact hebben met een drager lopen het meeste risico op een infectie.
Kattenleukemie is eigenlijk geen goede benaming. Het FeLV-virus kan vele soorten ziekbeelden veroorzaken waarvan leukemie één ervan is. Vaak wordt er pas onderzoek op FeLV gedaan als de kat niet reageert op de normale behandeling van een ziekte.
De diagnose kan gesteld worden door diverse bloedonderzoeken. Ook kunnen zo (ogenschijnlijk gezonde) dragers van FeLV opgespoord worden.
FeLV kan voorkomen worden door het opsporen van positieve katten en zorgen dat deze niet meer met andere katten in contact komen. Een specifieke behandeling is er niet, wel bestaat de mogelijkheid om ertegen te vaccineren.
Als er met een raskat gefokt wordt dan moet zowel de poes als de dekkater getest zijn op leukemie en aids. Anders wordt er door de rasvereniging geen stamboom verstrekt. Omdat er zo goed op getest is, komt bij raskatten de ziekte nagenoeg niet meer voor.

 


HCM (Hypertrofische Cardio Myopathie)

HCM is een ziekte van de hartspier en is het meest voorkomende hartprobleem bij de kat. Meestal is het aangeboren, maar kan ook na andere aandoeningen verkregen zijn.
Bij HCM is de kans op bloedstolsels in de aorta en trombose in de slagaders van de achterpoten aanwezig, zo ook oedeem in de longen.
Een goede beweging van de hartkleppen wordt bij HCM belemmerd, waardoor de hartfunctie alleen maar verder achteruit gaat.
HCM leidt uiteindelijk tot hartfalen. De aandoening treedt meestal pas na 2-3 jaar op, maar wordt dan na verloop van tijd steeds ernstiger.
De klinische verschijnselen, alsmede ras en leeftijd, het beluisteren van het dier, röntgenonderzoek (let wel: foto is soms heel normaal, dat geldt ook voor het ECG) en echografie kunnen tot de juiste diagnose leiden. Met een echo meet men de dikte van de hartwand. Bij katten met koude achterpoten of plotselinge achterhandverlamming is de diagnose wel zeker.
Er is geen genezing mogelijk, maar met medicijnen kunnen HCM katten soms nog wel 6 jaar of langer leven.
Gezien de erfelijke achtergrond moet men katten met HCM uitsluiten van de fok. De kattenwereld is zich goed bewust van het probleem en menig fokdier wordt preventief gescreend. Dankzij dit fokbeleid zijn veel katten symptoomloos.

 


PKD (Polycystic Kidney Disease)

PKD is een erfelijke aandoening die bij katten voorkomt.
Katten met PKD hebben in beide nieren meerdere cystes (= met vocht gevulde holtes). Zowel het aantal cystes als de omvang van de cystes zal toenemen met het ouder worden van de kat. Deze cystes verdrukken het gezonde nierweefsel waardoor de nierfunctie minder zal worden. Uiteindelijk zal er chronisch nierfalen optreden.
Klachten ontstaan dan ook meestal pas op latere leeftijd. Gemiddeld pas rond de 6-7 jaar komen de eerste klachten van nierproblemen naar voren.
PKD is een gevaarlijke ziekte. Doordat de ziekte pas na jaren aan het licht komt is het van belang om de ziekte al in een vroeg stadium aan te tonen, zodat er met deze PKD positieve dieren niet wordt gefokt!
Als er niet op getest wordt kan een PKD lijder al meerdere generaties verwekt hebben voordat de ziekte zich openbaart. Het is dus van groot belang dat de ziekte door alle katteneigenaren die willen fokken onderkend en onderzocht wordt om de ziekte een halt toe te roepen.
PKD wordt veroorzaakt door een fout in het DNA waardoor een bepaald eiwit dat van belang is voor een goede nierfunctie verkeerd wordt aangelegd.
Met behulp van echo en DNA-test kan PKD gediagnosticeerd worden. Ook kan zo de erfelijke aanleg aangetoond worden. Vanaf de leeftijd van 6 maanden is de echo redelijk betrouwbaar. De DNA-test kan op iedere leeftijd uitgevoerd worden, hoeft maar eenmalig gedaan te worden en is betrouwbaar.
Een echte therapie om de kat te laten genezen is er helaas niet. De cystes in de nieren kunnen niet weggenomen worden. Ze worden steeds groter en richten na verloop van tijd steeds meer schade aan.

 


PL (Patella Luxatie)

Bij patella luxatie schiet de knieschijf uit de groeve over het randje heen en komt ernaast te zitten, een enkele keer aan de buitenzijde, maar in de meeste gevallen aan de binnenzijde, doordat het bot in het onderbeen ook naar de binnenzijde draait. De knieschijf kan weer terug op haar plaats schieten in de groeve wanneer de kat probeert te lopen.
Een kat is slim en zal de stand van de poot aanpassen wanneer zij een losse knieschijf heeft. Het achterpootje wordt wat naar buiten gezet, waardoor de stand van het onderbeen verandert en de knieschijf beter op haar plaats blijft zitten.
Bij een ernstige patella luxatie waar niets aan wordt gedaan, kan artrose (beschadiging van het gewricht) optreden. Woekeringen van het kraakbeen en het bot geven een heel stijf gewricht. De beschadiging ontstaat door het constant heen en weer bewegen van de knieschijf. Omdat artrose niet meer terug te draaien is, moet men proberen deze te voorkomen.
Er zijn uitgebreide testen, waarmee gekeken wordt of de knieschijf opzij te bewegen is. Bij katten is het belangrijk dat er niet te hard tegen de knieschijf wordt geduwd, omdat het tere dieren zijn met tere peesjes en er door forceren beschadiging op kan treden. De knieschijf moet met weinig moeite van haar plaats kunnen worden gedrukt.
Testen gebeurt onder andere door het pootje te strekken en te kijken hoeveel beweging mogelijk is. Enige beweging is altijd mogelijk. Dat is normaal en moet ook, omdat de kat anders een geheel stijve knie zou hebben. Er wordt bekeken of de knieschijf netjes midden op het bovenbeen zit als het pootje recht staat en of de knieschijf al van haar plaats te krijgen is door het onderbeen iets te draaien of door de hak iets naar buiten te draaien. Daarnaast is artrose in de knie natuurlijk ook een aanwijzing dat er iets niet goed is. Door middel van voelen zijn de patiënten goed op te sporen, röntgenonderzoek is daarvoor niet nodig. Wel om artrose aan te tonen.
Ernstige afwijkingen zijn al op jonge leeftijd te constateren. Een definitieve patella luxatie vrij verklaring is echter pas af te geven als de kat volgroeid is.
Hoewel de wijze van vererving niet helemaal duidelijk is, is het wel duidelijk dat een afwijkende stand van het been voor een deel erfelijk is. Bij een aantal rassen komt de aandoening meer voor dan bij andere rassen. Met goede fokprogramma's kan het probleem aanzienlijk worden verminderd.

 


PK-Def (Pyruvaat Kinase Deficiëntie)

Pyruvaat Kinase is een enzym dat van belang is voor de energieproductie/energiestofwisseling in de rode bloedcellen (erythrocyten). Bij lijders is dit enzym afwezig of is er een tekort (deficiëntie) aan, waardoor de rode bloedcellen worden afgebroken. Hierdoor is er een tekort aan energie in de rode bloedlichaampjes, waardoor deze hun werk niet of nauwelijks kunnen doen en vroegtijdig afsterven. Rode bloedlichaampjes zorgen voor het transport van zuurstof door het lichaam. Het tekort aan rode bloedlichaampjes noemen we bloedarmoede (anemie). PKdef is een steeds terugkerende bloedarmoede.
De ziekte is aanwezig in het gehele lichaam, maar veroorzaakt vnl. een effect aan de grote organen (lever, nieren en maag).
Een dier dat PKdef ontwikkeld vertoont vaak gelige of bleke slijmvliezen, heeft snel vermoeidheids-verschijnselen, afname van de algehele conditie (zwakte bij inspanning), hartruis, gebrek aan eetlust, donkerder gekleurde urine en een vergrote milt.
De verschijnselen verschillen per dier, maar komen vaak pas aan het licht als het dier al ernstig ziek is of wanneer er een situatie ontstaat waarbij het lichaam van het dier zwaarder belast wordt dan anders en de zuurstofvoorziening in het lichaam van groot belang is.
PKdef is een aandoening die recessief vererft, wat betekent dat een dier vrij, lijder of drager kan zijn en dat het niet geslachtsgebonden is, dus zowel katers als poezen kunnen deze aandoening krijgen en een lijder moet een defect gen van zowel de vader als de moeder erven.
Dragers kunnen de mutatie verspreiden in de populatie zonder zelf symptomen te hebben. Om verspreiding te voorkomen is het belangrijk de dragers aan te tonen.
Een dier dat geen enkele factor/allel in zich draagt is vrij (normaal) van deze aandoening, een dier dat één factor/allel heeft is drager en krijgt de aandoening niet, maar kan dit wel naar ca. de helft van zijn/haar kittens doorgeven. Een dier dat beide factoren/allellen draagt is lijder en geeft de factor aan alle kittens door. Een lijder zal vroeg of laat zelf ook PKdef ontwikkelen.
Twee dragers mogen ook nooit samen kittens krijgen, de kans op PKdef bij de kittens is dan erg groot.
Voor zover bekend is er geen behandeling voor deze aandoening.

 


SMA (Spinale Musculaire Atrofie)

Sma is een erfelijke aandoening die de skeletspieren van de romp en de ledematen aantast.
Het is een autosomaal recessieve aandoening waarbij de zenuwcellen die deze skeletspieren aansturen, afsterven.
Verlies van deze zenuwcellen in de eerste levensmaanden van het kitten lijdt tot spierzwakte en atrofie (= verschrompeling).
De spierzwakte wordt voor het eerst zichtbaar op een leeftijd van drie tot vier maanden.
Autosomaal wil zeggen dat de aandoening niet geslachtsgebonden is en dus bij zowel katers als poezen kan voorkomen.
Recessief is het tegenovergestelde van dominant.
Een kitten hoeft het gen van een dominante eigenschap maar van één ouder mee te krijgen om de eigenschap al te hebben.
Dit kitten is dan drager en wordt dus zelf niet ziek, maar bij een kruising tussen twee katten die beiden het gen voor de recessieve eigenschap aan het kitten doorgeven, zal het kitten ziek worden en de eigenschap zichtbaar.
Kruis je een kat met het defecte gen (drager) met een kat met het gezonde gen, dan hebben de kittens uit die combinatie 50% kans om zelf drager te zijn.
Kittens met SMA gaan moeilijker lopen, ze ontwikkelen een vreemde, wankelende wijze van lopen met de achterpoten en staan op een manier waarbij de hakken elkaar bijna raken of dat de tenen naar voren wijzen.
Ook krijgen ze moeite met springen omdat hun achterste ledematen verzwakt zijn.
Ook wordt vaak opgemerkt dat ze een abnormale overgevoeligheid hebben voor aanraking op de rug, slechte conditie en een zware ademhaling.
Ze hebben echter geen pijn, eten goed, spelen enthousiast, zijn niet incontinent en kunnen jaren een comfortabel leven hebben als huiskat.

 


HD (Heup Dysplasie)

Heupdysplasie is een erfelijke afwijking in het komgewricht. De bal (dijbeenbot) past niet goed in het komgewricht, omdat de kom niet zo diep is als zou moeten en de oppervlaktes van de bal en de kom gaan tegen elkaar aan schuren. Hierdoor ontstaat degeneratie (afname / slijtage) van het aanwezige kraakbeen. Uiteindelijk zal door deze degeneratie bot op bot schuren.
Ook kan het dijbeenbot sneller uit de kom schieten (heupluxatie).
Tijdens het bewegen kan dit voor de kat veel pijn veroorzaken. Over het algemeen zijn katten heel goed in het verhullen van pijn en kunnen zij aan HD lijden zonder dat zij ook maar iets kreupel lopen.
Wel kunnen ze minder of veel voorzichtiger bewegen dan normaal en hoogstwaarschijnlijk zullen ze het springen proberen te vermijden.
Er zijn katten met een milde vorm van HD die in het geheel geen last / pijn hebben. Heupdysplasie is ongeneeslijk.
HD is niet rasgebonden. In meer of mindere mate komt het in de meeste kattenrassen voor.
HD is een erfelijke eigenschap waarbij meerdere genen betrokken zijn. Twee katten die vrij bevonden zijn van HD kunnen toch samen een nakomeling krijgen die wel HD ontwikkelt.
Daarnaast kan het ook andersom; twee katten met HD kunnen ook nakomelingen krijgen die helemaal geen HD ontwikkelen.
Om te achterhalen of een kat HD heeft kan er een röntgenfoto van de heupen gemaakt worden. De minimale leeftijd om dit te doen is 1 jaar, maar 2 jaar is eigenlijk nog beter.
Eerder dan een jaar is ook mogelijk, maar dan is er een risico dat de resultaten niet geheel betrouwbaar zijn, aangezien de kat dan nog in de groei is.
Dit wil zeggen dat de dijbeenkop, de kom of de omliggende spieren en weefsels nog niet goed ontwikkeld zijn.
De kat krijgt dan ook een voorlopige HD uitslag.
Heupdysplasie is niet te genezen en indien nodig zal de dierenarts pijnstillers voorschrijven.
Soms is dit echter niet voldoende en moeten er andere gewrichtsondersteunende maatregelen getroffen worden, zoals een noodzakelijke operatie bij een ernstige vorm van HD waarbij bijvoorbeeld de heupkop vervangen wordt door een kunst heupkop.
In sommige gevallen kunnen speciale voedingssupplementen en / of speciaal voer wat ondersteuning bieden.

Symptomen:

* Pijn
* Mank lopen
* Pijnlijke gewrichten
* Veel liggen
* Moeite hebben met opstaan
* Vermijden van springen
* Minder en / of voorzichtiger bewegen dan voorheen.

Gradaties en beoordelingen:

Normaal : Goede heupen, geen afwijking
Borderline : Geen perfecte structuur, maar niet uitgesproken dysplastisch
Graad 1 : De lichtste vorm van dysplasie
Graad 2 : Middelmatig aangetastte heupen
Graad 3 : Ernstig aangetastte heupen

 

 

FIP (Feline Infectieuze Peritonitus)

FIP ontstaat door een infectie met het coronavirus.
Het coronavirus zit in de darmen waar het zich heel snel vermenigvuldigd. Binnen een paar dagen kan de kat het virus aanmaken en uitscheiden.
Het FIP virus gaat daarna het lichaam door en tast de organen aan waardoor het ook in het bloed terecht komt.
Er is weinig aan te doen; het is een foutieve reactie van het afweersysteem. Wel kun je proberen de weerstand zo hoog mogelijk te houden, de infectiedruk zo laag mogelijk, stress voorkomen en een goede hygiëne in acht nemen.
FIP is bijna altijd dodelijk. Katten met 'natte' FIP sterven binnen een paar dagen tot een paar maanden; katten met 'droge' FIP kunnen met therapie een jaar leven, maar bijna alle katten die FIP ontwikkelen sterven hier aan.
De grootste risicogroepen zijn kittens en volwassen katten tot 2 jaar en vanaf 10 jaar, maar soms komt het ook voor bij katten van andere leeftijden.
Corona is zeer besmettelijk en kan buiten het kattenlichaam nog 6 tot 7 weken overleven.
Omdat het coronavirus een mantel heeft die bestaat uit vetten is het makkelijk kapot te krijgen. Een simpel schoonmaakmiddel is voldoende.
Ook is het uit te roeien met stoom.
FIP zelf lijkt niet erg besmettelijk te zijn; wel het coronavirus uit de darm.
Besmetting van het FiP virus kan gebeuren door bloed / bloed contact, maar dit is niet met zekerheid te zeggen.
Alleen als een kat verdacht wordt van FIP is het zinvol een bloedonderzoek te doen, omdat je dan uit de bloedwaardes de waarschijnlijke diagnose op basis van de klinische verschijnselen kan ondersteunen.
De kenmerken van 'natte' FIP zijn ophoping van vocht in buik of borstholte. Deze ophoping ontstaat door beschadiging aan omliggende kleine bloedvaatjes waardoor deze vocht gaan lekken.
Dit vocht is vaak geel en dradentrekkend door het gevolg van een hoog eiwitgehalte en fibrine.
De kat heeft vaak hoge koorts en een dikke buik. Als er vocht in de borstholte aanwezig is kunnen ze het hierdoor heel benauwd hebben.
Bij de natte FIP is de kat altijd heel erg ziek en zal vrij snel sterven.
Kenmerken van 'droge' FIP, de chronische vorm, zijn kleine ontstekingshaarden in verschillende organen door het gehele lichaam.
Veel voorkomende organen waar deze ontstekingshaarden ontstaan zijn: de lever, die nieren, de ogen en de hersenen.
De droge vorm is meer een sluimervorm; de kat kan soms nog een paar maanden tot een jaar blijven leven.